Kanjertraining op de Kosmos
Kanjertraining
Op onze school verwachten we dat kinderen, leerkrachten, directie en ouders hun best doen om respectvol met elkaar om te gaan. Als het even mis gaat spreken we elkaar daar op rustige toon op aan, erop vertrouwend dat de ander het niet slecht heeft bedoeld.
We praten op school regelmatig over gewenst en ongewenst gedrag, zo ook over plagen en pesten.
Er is een groot verschil tussen plagen en pesten:
Plagen
Wanneer kinderen grapjes met elkaar uithalen die niet kwetsend bedoeld zijn spreken we van plagen.
Dit is te herkennen aan:
– Bij plagen is niemand de baas
– Plagen gebeurt onder vriendjes die elkaar niet echt pijn willen doen
– Ieder om de beurt plaagt de ander wel eens
– Plagen is nooit gemeen
– Niemand voelt zich bang of verdrietig
– Wanneer iemand het plagen niet meer leuk vindt, kan die gewoon vragen om te stoppen
Pesten
Wanneer één of meer kinderen een ander kind vaak en expres pijn doen, uitlachen, buitensluiten of op een andere manier lastigvallen spreken we van pesten.
Dit is te herkennen aan:
– De pester is duidelijk de baas
– De pester is sterker (fysiek of emotioneel) of ouder
– Andere kinderen kijken naar de pester op
– Sommige kinderen zijn bang van de pester
– De pester wil iemand anders pijn doen
– De pester stopt niet
– Soms duurt het pesten weken of maanden lang
Wij leren kinderen om eerst zelf aan te geven wat ze wel en niet fijn vinden. Daarnaast leren ze ook dat je aan de ander kunt zien hoe ze zich voelen, daar kunnen ze dan rekening mee houden. Mocht dit nog niet voldoende resultaat hebben dan moet een kind om hulp vragen. Dit kan zijn bij een klasgenoot of bij een leerkracht. Die helpt dan om het probleem op te lossen of uit te spreken.
Ook u, als ouder, kunt meehelpen de sfeer of school en uiteraard thuis goed te houden. Kinderen doen opvoeders en volwassenen na. Als we rustig en respectvol een conflict aangaan, dan ziet het kind hoe op een fatsoenlijke manier conflicten zijn op te lossen. Onze lichaamstaal straalt uit wat we denken.
Hieronder ziet u hoe wij op school de kinderen aanspreken, wellicht wilt u thuis dezelfde taal spreken.
· Gebruik de ‘ik boodschap’: “Ik zie, ik hoor, ik voel… daar heb ik last van, wil je daar mee stoppen?” Je benoemt hier het gedrag en geeft een duidelijk signaal. Veel kinderen reageren vaak direct met gewenst gedrag op deze vraag.
· Je benoemt hier: wat je ziet/hoort, wat het met je doet, en wat je wilt Situatie → effect op jou → gewenste situatie.
· Bedank een kind als het positief reageert: “Fijn, dank je wel”.
· Complimenteer dit kind wat later met haar/ zijn positief gedrag: “Wat fijn dat je nu zo rustig/lief doet, nu is het gezellig voor ons allemaal.